Openingswoord bij solotentoonstelling van werk van Terry Thompson zondag 24 juni 2018, Galerie O-68, te Velp door Joost Hessling
Stel u voor: deze ruimte is donker. Achter mij is een groot scherm, over de hele muur. Ik sta hier niet. Op het doek ziet u de kale muren van een groot ruim vertrek. Langzaam tast de camera de muren af. Je ziet iets dat op verschoten grote rechthoeken lijkt. Na deze zaal komt een volgende. Er is weinig licht, niet van lampen. Hoog in de muur zit een rij ramen. Buiten lijkt het te schemeren. Het is het winterlicht, van een zon die niet hoog boven de horizon komt. Bovendien is het bewolkt. Je hoort het geklos van een flinke groep laarzen op een houten vloer. Het geklos houdt stil. Een heldere stem begint in het Russisch te spreken, levendig, met overtuiging. Hij beschrijft een schilderij dat er niet hangt. Na een minuut of vijf stopt de stem. De laarzen klossen weer en stoppen weer. De Russische stem herneemt zijn kans.
We blijken in de Hermitage te zijn in Petersburg, toen nog Leningrad, want het is tijdens de Tweede Wereldoorlog en het Duitse leger ligt om de stad. Uit voorzorg zijn de schilderijen uit de lijsten gehaald, opgerold en ondergedoken. Het gebouw is leeg, maar wordt wel bewaakt. De soldaten van de wacht worden rondgeleid door de hoofdconservator.
Die film van Melvin Moti gaat over kunst die er niet is, maar die wordt beschreven met woorden. Taal gebruiken om kunst te laten spreken. Maar kunst heeft ook zelf een taal.
Zo’n 40 jaar geleden heb ik van dichtbij daarvan een mooi voorbeeld meegemaakt. Ik was toen al jaren bevriend met Jan Jacobs Mulder, tekenaar-beeldhouwer. Hij had een atelier om de hoek van waar ik werkte, dus we zagen elkaar vaak. Om wat bij te verdienen gaf hij tekenlessen. Hij riep cursisten op via een advertentie in een plaatselijke krant. Een groepje van een 6-tal mensen die hij nooit eerder had ontmoet. Ik denk dat het de 3e of 4e zaterdagmiddag was toen hij begon met als opdracht: “Lucht en water raken elkaar, ga je gang.” Toen ze een tijdje bezig waren, ieder in zijn eigen hoekje, keek hij over hun schouders, stelde een vraag of liet een aanmoediging horen. Op een gegeven moment stond hij achter een vrouw en zei: “Jij hebt in een jappenkamp gezeten.” Dat bleek te kloppen. Jan had als kind samen met zijn moeder ook in een jappenkamp gezeten en zijn vader zat in een ander kamp. Zij zijn er alle drie levend uitgekomen. Hij vertelde me dit voorval enkele dagen later. En ook hoe die les veranderde in een mooie emotionele ontmoeting. Ik heb dat altijd onthouden. Iemand krijgt als tekenopdracht: “lucht en water raken elkaar” en iemand anders kan zien dat zij jappenkamp-ervaring heeft. Ik heb die tekening nooit gezien, maar ik zou waarschijnlijk ook niet hetzelfde hebben gezien als wat Jan zag. Toch denk ik dat we hier niet te maken hebben met iets bovennatuurlijks. Ik denk dat een zo sterke ervaring als van een jappenkamp in je systeem een plaats inneemt en dat je via je motoriek daarvan getuigt als je ongeremd tekent. En dat die motoriek kan worden verstaan door iemand die een soortgelijke ervaring in zijn systeem heeft zitten.
Ik noem dat de taal van kunst. De kunstenaar uit iets in zijn tekening (mogelijk geheel onbewust) dat door een kijker kan worden opgepikt, omdat die kijker in zijn bagage iets blijkt te hebben zitten (mogelijk ook geheel onbewust) dat aanhaakt bij wat er in die tekening zit.
Zo extreem heb ik het zelf nooit meegemaakt, maar wel regelmatig op een bescheidener niveau. Een van die keren was met een werk van Terry Thompson. Mijn partner Madeleine en ik liepen op de Kunstrai in 2010. In de stand van Piet Clement hing een grote tekening hoog aan de wand die ogenblikkelijk al onze aandacht vroeg. Gebiologeerd keken we allebei naar boven en waarschijnlijk stonden onze monden open. In ieder geval viel het de galerist op die kansen zag ontluiken. “Dat is ‘Medusa’ van Terry Thompson.” Die naam hadden we niet eerder gehoord en die stijl van tekenen kenden we ook niet. Medusa, ja zo ver waren we ook: een hoofd met slangen als haren. “De kunstenaar is ook op de beurs; ik zal hem even opzoeken.” Wij waren weinig toeschietelijk. We waren nog helemaal niet aan de maker toe, we waren nog lang niet klaar met de tekening. Even later werden we voorgesteld aan een vriendelijke Amerikaan die uitstekend Nederlands sprak. We waren nog steeds niet toe aan de maker, maar je hebt ook geen reden om onbeleefd te zijn: “Wat was ook weer het verhaal van Medusa? Onze kennis is van de middelbare school en dat is lang geleden.” Het antwoord leek opvallend: de heer Thompson probeerde tot enige samenvatting te komen, maar merkte dat hij het verhaal niet paraat had en meldde dat met een lach. Dat kan vreemd lijken, want de tekening was recent, maar inmiddels weten we dat kunstenaars die zich een verhaal té goed herinneren het grote risico lopen niet verder te komen dan een illustratie en niet tot een zelfstandig werk. Wat er gebeurt – als het goed gaat – is dat de kunstenaar het verhaal inslikt, het verteert en er de voedingsstoffen uithaalt die op dat moment bij hem passen. Daarmee ‘eigent’ hij zich iets toe, en geeft dat terug via zijn tekening.
Ik zal nu (niet in het Russisch) beschrijven wat ik zie op die tekening die op het werk achter mij hangt. De bovenste 2/3e van het blad wordt ingenomen door een hoofdvorm waaruit een warboel van heel veel slangen komt. Sterk geabstraheerde slangen, maar duidelijk addergebroed. Het hoofd kijkt ons aan, geen twijfel, maar er is geen gezicht, er zijn geen ogen. Het is een ovaal zwart gat, een zuigend zwart gat. Onder uit het hoofd komt een groot aantal sliertjes bloed, ontegenzeggelijk bloed, maar het geeft meer een gevoel van meiregen, zo vriendelijk. Intussen hebben we natuurlijk in de Griekse mythologie het verhaal nagelezen. In de kern is het zo: Medusa is overspelig in de tempel van Athena. De jaloerse Athena is razend en verzint een straf. Iedere potentiële minnaar die Medusa aankijkt versteent ter plekke. Afdoende straf, want met een steen is het slecht vrijen. Later wordt Medusa onthoofd, maar dat was misschien wel een opluchting voor haar ? Vandaar misschien die meiregen? Sinds de renaissance zijn er talloze schilderijen en beelden van Medusa gemaakt. Het opvallendst zijn meestal de gloeiende ogen. Niet dus bij Terry’s Medusa. Toen we de tekening zagen, kenden we het verhaal niet, maar we zouden lichtelijk zijn versteend als de galerist ons niet aan Terry had voorgesteld. In het kader van deze openingstekst: we verstonden de spanning/dreiging zonder de feiten te kennen: De taal van kunst. Intussen hebben we diverse van zijn tekeningen dagelijks om ons heen.
Ik zou u dus nog een aantal van dit soort verhalen kunnen vertellen, maar het is hoog tijd dat u de kans krijgt zelf te gaan kijken. Ik verklaar de tentoonstelling geopend.
Joost Hesseling
- uitgever, Uitgeverij De Toorts, te Haarlem
- fotograaf, OOGWENKEN, te Haarlem
e-mail: joost@toorts.nl